Nieuws

Lees de meest recente nieuwsartikelen op het gebied van accountancy.

  • Controlerapport geen beschikking verliesverrekening

    Verliezen kunnen alleen worden verrekend als deze bij beschikking zijn vastgesteld. Een controlerapport kwalificeert niet als een dergelijke beschikking. Zo’n rapport bevat geen formele vaststellingen. Het dient alleen ter ondersteuning bij het vaststellen van aanslagen. Een beroep op het vertrouwensbeginsel, omdat in het controlerapport een hoger te verrekenen verlies staat dan in de formele verliesbeschikkingen, slaagt dan ook niet.  Boekenonderzoek  Na een boekenonderzoek bij een bv stelt de inspecteur een verrekenbaar verlies vast, waarvan een deel wordt verrekend via carry-back. De rest blijft beschikbaar voor latere jaren. De inspecteur legt de resultaten van het boekenonderzoek vast in een controlerapport. Daarin staat per abuis een hoger bedrag aan verrekenbaar verlies, omdat geen rekening is gehouden met de carry-back. De bv stelt dat zij erop mag vertrouwen dat de verrekenbare verliezen in het controlerapport juist zijn berekend. De zaak komt uiteindelijk bij de rechtbank.  Geen beschikking De rechter oordeelt dat de bv geen gerechtvaardigd vertrouwen kan ontlenen aan de vermelding in het controlerapport. Hoewel dit rapport namens de inspecteur is opgesteld, kwalificeert het niet als een formele verliesbeschikking zoals de wet vereist. Daarnaast stelt de rechter dat de fout in het controlerapport voor de bv kenbaar had moeten zijn. De bv had redelijkerwijs kunnen weten dat het vermelde bedrag in het rapport onjuist was. Daarom biedt het vertrouwensbeginsel in dit geval geen bescherming. De inspecteur handelt correct door de formeel vastgestelde verliezen te hanteren. Dit oordeel wordt later bevestigd door het gerechtshof en de Hoge Raad. Bron:Hoge Raad| jurisprudentie| ECLI:NL:HR:2025:1293| 11-09-2025

    Lees meer 16 oktober 2025
  • Geen bron van inkomen door scheiding activiteiten

    Winst bestaat uit het gezamenlijke bedrag van de winst die iemand geniet uit één of meer ondernemingen. Wie binnen één eenmanszaak meerdere activiteiten ontplooit zonder onderlinge samenhang, riskeert dat de Belastingdienst de activiteiten splitst en per activiteit beoordeelt of sprake is van een bron van inkomen. Dit kan betekenen dat structureel verlieslatende activiteiten niet langer kwalificeren als bron van inkomen. De kosten van die activiteiten zijn dan niet meer aftrekbaar, zelfs als andere activiteiten binnen dezelfde onderneming wel winstgevend zijn. Eenmanszaak met twee totaal verschillende activiteiten Een ondernemer drijft sinds 1993 een eenmanszaak met twee activiteiten. In Nederland verzorgt hij MBA-modulen op masterniveau. Daarnaast ontwikkelt hij groepsreizen naar West-Europa voor Braziliaanse bedrijven. De Belastingdienst start een boekenonderzoek en oordeelt dat beide activiteiten te verschillend zijn voor samenhang. De Nederlandse activiteiten betreffen onderwijs, terwijl de Braziliaanse activiteiten reisbureau-achtige werkzaamheden inhouden. De klantenkring, vaardigheden en geografische focus verschillen volledig. Dat de ondernemer één winst- en verliesrekening maakt, is onvoldoende. Ook het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt, omdat de inspecteur in 2019 expliciet heeft gewaarschuwd dat het volgen van eerdere aangiften geen vertrouwen wekt voor latere jaren. Activiteiten separaat beoordelen De rechtbank oordeelt in het voordeel van de inspecteur. Voor het aannemen van samenhang is nodig dat activiteiten elkaar versterken door vergelijkbare klanten, producten of vaardigheden. Per activiteit wordt beoordeeld of sprake is van een bron van inkomen. Hiervoor gelden drie voorwaarden: deelname aan het economisch verkeer, het oogmerk om voordeel te behalen en de objectieve verwachting dat dit voordeel redelijkerwijs kan worden behaald. De rechtbank oordeelt dat de Braziliaanse activiteiten niet voldoen aan de objectieve voordeelsverwachting. De ondernemer heeft structureel verlies geleden en alleen in 2000, 2006 en 2010 omzet behaald.  Geen kostenaftrek en geen stakingsverlies Omdat de Braziliaanse activiteiten geen bron van inkomen vormen, zijn de kosten niet aftrekbaar. De ondernemer betoogt dat hij een stakingsverlies mag nemen voor afwaardering van onderhanden werk, buitenlandse valuta en zijn pand in Brazilië. De rechtbank verwerpt dit volledig: zonder bron van inkomen bestaat geen aanleiding voor waardevermindering van activa. Bron:Rechtbank Noord-Holland| jurisprudentie| ECLI:NL:RBNHO:2025:6843| 15-01-2025

    Lees meer 16 oktober 2025
  • Bijtelling privégebruik voor drie auto’s

    Een auto die een werkgever ter beschikking stelt aan een werknemer wordt altijd geacht ook voor privédoeleinden te worden gebruikt, tenzij overtuigend wordt aangetoond dat minder dan 500 kilometer per jaar privé met de auto wordt gereden. Wie dat wil aantonen, moet een betrouwbare rittenadministratie bijhouden. Een achteraf opgestelde of meerdere keren aangepaste rittenadministratie is volgens de rechter onvoldoende om de bijtelling te voorkomen. Bij gezinnen met meerdere rijbewijzen telt de Belastingdienst minimaal de twee duurste auto's bij. Advocaat met zeven auto's Een advocaat werkt via zijn eigen bv. Tussen 2013 en 2019 heeft zijn bv zeven auto's in eigendom of in lease gehad: een Audi A8 (2013-2015), een Mercedes Benz (2013-2017), een Citroën DS (2012-2019), een BMW cabrio (2015-2019), een Fiat 500 (2015-2019), een Volvo C70 (2016-2019) en een BMW i3 (vanaf 2019). De cataloguswaarde van deze auto’s loopt uiteen van € 17.994 tot € 136.412. Alleen voor de Citroën heeft de bv een bijtelling aangegeven. De advocaat is fiscaal jurist en kent de regels. Hij houdt bewust een blackbox bij, wat aantoont dat hij bekend is met de 500-kilometerregeling. Toch geeft hij slechts voor één goedkope auto een bijtelling aan, terwijl het gezin over zeven auto's beschikt. De Belastingdienst start in 2018 een boekenonderzoek. Volgens het Handboek loonheffing worden bij een gezin met twee rijbewijzen in beginsel de twee duurste auto's bijgeteld. De inspecteur telt voor 2013-2014 twee auto's bij en voor 2015-2019 zelfs drie auto's, omdat ook een schoonzus een auto gebruikt. Meerdere keren aangepaste rittenadministraties De advocaat legt rittenadministraties over om aan te tonen dat met de auto's minder dan 500 kilometer per jaar privé wordt gereden. Voor de Audi en BMW bestaat gedeeltelijk een digitale blackbox-registratie, maar deze wordt alleen in pdf overgelegd. Tegelijk levert hij een ordner met handmatige aanvullingen aan. Later volgen opnieuw gewijzigde versies. Voor andere auto's worden de rittenadministraties volledig achteraf opgemaakt.  Gebreken en ongeloofwaardige verklaringen De Belastingdienst constateert diverse gebreken: de tijdstippen van ritten ontbreken en verschillende verklaringen komen niet overeen met de via derdenonderzoek verkregen agenda. Tot slot worden met meerdere auto's snelheidsovertredingen begaan op plaatsen waar de advocaat niet aanwezig zou zijn geweest. De advocaat verklaart dat hij in 2015-2016 twee keer per dag naar zijn kantoor in de Zuidas reed, terwijl hij dat kantoor pas medio november 2016 kon gebruiken. Ook beweert hij dat zijn echtgenote twee keer per dag post bezorgde, terwijl hij secretariële ondersteuning had. De rechtbank noemt deze verklaringen ongeloofwaardig. Een rittenadministratie moet regelmatig worden bijgehouden. Achteraf opgestelde of meerdere keren aangepaste administraties hebben veel minder bewijskracht. De grens van 500 kilometer is zo laag dat zeer nauwkeurige registratie nodig is. Bron:Rechtbank Gelderland| jurisprudentie| ECLI:NL:RBGEL:2025:7743| 16-09-2025

    Lees meer 16 oktober 2025
  • Minimumuurloon naar € 14,71

    De bedragen van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag worden halfjaarlijks gewijzigd. Per 1 januari 2026 bedraagt het minimumuurloon voor iemand van 21 jaar of ouder € 14,71. Voor mensen die jonger zijn dan 21 jaar gelden van het wettelijk minimumuurloon afgeleide bedragen. Leeftijd Staffeling Per uur  21 jaar en ouder  100,0%   € 14,71   20 jaar  80,0%   € 11,77   19 jaar  60,0%   € 8,83   18 jaar  50,0%   € 7,36   17 jaar  39,5%   € 5,81   16 jaar  34,5%   € 5,07   15 jaar  30,0%   € 4,41  Voor werknemers die werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst in de beroepsbegeleidende leerweg (bbl), gelden in de leeftijd van 18 tot en met 20 jaar afwijkende bedragen.  Leeftijd  Staffeling  Per uur  20 jaar  61,5%   € 9,05   19 jaar  52,5%   € 7,72   18 jaar  45,5%   € 6,69  Het referentiemaandloon bedraagt per 1 juli 2025 bruto € 2.294,40. Bron:Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid| besluit| 2025-0000213859| 30-09-2025

    Lees meer 09 oktober 2025
  • Vanaf 2027 extra belasting op fossiele brandstofauto van de zaak

    Werkgevers die een auto van de zaak beschikbaar stellen aan werknemers, krijgen vanaf 1 januari 2027 te maken met een nieuwe fiscale maatregel. Het gaat om een zogenoemde pseudo-eindheffing van 12% op de cataloguswaarde van personenauto’s die op fossiele brandstof rijden en (mede) privé worden gebruikt. De maatregel is onderdeel van het klimaatbeleid en moet de overstap naar volledig elektrische mobiliteit versnellen. Waar de bijtelling terechtkomt bij de werknemer, treft deze extra belasting juist de werkgever. Daarmee wordt zakelijk fossiel rijden financieel een stuk minder aantrekkelijk. De pseudo-eindheffing geldt alleen voor personenauto’s met CO₂-uitstoot, zoals benzine-, diesel- en hybride auto’s. Elektrische auto’s zijn dus uitgezonderd. Ook motoren en bestelauto’s vallen buiten de regeling. Een voorwaarde voor toepassing van de regel is dat sprake is van een werkgever-werknemerrelatie. In de praktijk betekent dit dat ook dga’s met een auto van de zaak onder deze regeling vallen. De heffing bedraagt 12% van de cataloguswaarde, ongeacht het daadwerkelijke privégebruik. Woon-werkverkeer telt dus ook mee. De belasting wordt jaarlijks berekend en komt volledig voor rekening van de werkgever. Voor auto’s ouder dan 25 jaar wordt gekeken naar de waarde in het economisch verkeer. De werknemer merkt geen verschil wat betreft zijn loonstrook, maar de werkgever des te meer. Voor auto’s die al vóór 1 januari 2027 ter beschikking zijn gesteld, geldt een overgangsregeling. Tot 17 september 2030 is dan nog geen pseudo-eindheffing verschuldigd. Voorgaande termijn lijkt ver weg, maar komt sneller dichterbij dan men denkt. De vrijstelling zit op de auto, niet op de werknemer. Een wisseling van bestuurder doet er niet toe, zolang het om dezelfde auto gaat. Wat betekent dit voor de praktijk? Denk aan: heroverweging van de autoregeling; tijdige keuze bij leaseverlengingen; en meer aandacht voor de contractuele formulering van ‘terbeschikkingstelling’. En vooral: helderheid voor medewerkers. Voor veel werkgevers is dit geen kleine wijziging. Zeker in branches waar elektrische alternatieven nog niet altijd praktisch zijn, zal deze maatregel vragen oproepen. Toch ligt er ook een kans. Wie zich nu goed voorbereidt, voorkomt verrassingen achteraf. Bron:Ministerie van Financiën| wetsvoorstel| 15-09-2025

    Lees meer 09 oktober 2025
  • Onvoldoende bewijs voor btw-aftrek appartement

    Wie een appartement met woonbestemming aanschaft en daarvoor btw-aftrek wil claimen, moet ervoor zorgen dat hij over zeer overtuigend bewijs beschikt dat het pand niet als woning wordt gebruikt. Dit blijkt uit een recente uitspraak van hof Arnhem-Leeuwarden. Een projectontwikkelingsbedrijf koopt in 2019 een luxe appartement van 160 m² aan de Nederlandse kust, inclusief btw. Het appartement wordt met btw-optie verhuurd aan een zustervennootschap. De onderneming claimt aftrek btw van ruim € 280.000. Het appartement heeft alle kenmerken van een woning: drie slaapkamers, twee badkamers, een volledig ingerichte keuken met kookeiland, open haard en balkon met zeezicht. De bestuurder gebruikt het naar eigen zeggen uitsluitend voor zakelijke besprekingen, overnachtingen tijdens werkbezoeken en als uitvalsbasis voor projectontwikkeling. Feitelijk gebruik Het hof oordeelt dat niet aannemelijk is gemaakt dat het appartement uitsluitend zakelijk wordt gebruikt. Het bewijs schiet tekort. Het appartement is volledig als luxe woning ingericht. De twee overgelegde zwart-witfoto's tonen slechts een bureau en vergadertafel, maar geven geen beeld van de volledige inrichting. Het agenda-extract is achteraf opgesteld zonder objectieve ondersteuning zoals kilometeradministratie of rekeningafschriften. De bestuurder heeft daarnaast als enige een sleutel en de huurder heeft geen personeel. Het feitelijk gebruik is bepalend, niet de formele bestemming. Gelijkheidsbeginsel faalt Twee andere appartementen in hetzelfde complex hebben wel btw-aftrek gekregen. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt, omdat de gevallen niet vergelijkbaar zijn. Deze eigenaren hebben elders woonruimte in dezelfde plaats. Zij wonen zelfs naast het kantoorappartement. Daarnaast heeft een van de appartementen geen keuken. Bewijslast  Deze uitspraak bevestigt de hoge bewijslast bij btw-aftrek voor woningachtig vastgoed. Ondernemers moeten objectieve documentatie verzamelen van uitsluitend zakelijk gebruik, het pand duidelijk als kantoor inrichten en registraties bijhouden van zakelijke activiteiten. Extra voorzichtigheid geldt bij appartementen met een woonbestemming en luxe vastgoed in recreatiegebieden, wanneer één persoon exclusieve toegang tot het pand heeft en wanneer het pand als woning is ingericht.  Bron:Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden| jurisprudentie| ECLI:NL:GHARL:2025:5444| 01-09-2025

    Lees meer 09 oktober 2025
  • Geen aftrek verlies door kunstmatige constructie

    De Belastingdienst kijkt kritisch naar kunstbezit in bv's. De collectie moet een zakelijke functie vervullen binnen de onderneming, zoals decoratie in ontvangstruimtes of als onderdeel van een kunsthandel. Persoonlijke voorkeuren van de dga, huiselijke opstelling en het ontbreken van bedrijfsmatige activiteiten met de kunst zijn rode vlaggen. Voor fiscale erkenning van kunstverliezen gelden strenge eisen. Selectieve verkoop van alleen verliesgevende werken versterkt de indruk van fiscale manipulatie. Dit blijkt uit een uitspraak van rechtbank Gelderland, waarbij een slimme constructie met een dochtervennootschap wordt doorgeprikt. Selectieve verkoop voor verliesrealisatie Een projectontwikkelings bv bezit jarenlang een kunstcollectie van 82 werken, voornamelijk uit de Cobra-periode. In december 2017 richt de vennootschap een dochter-bv op. Twee dagen later verkoopt zij selectief 43 schilderijen aan deze dochter voor € 759.700. Dit zijn precies die werken waarvan de getaxeerde waarde lager ligt dan de boekwaarde. Zo realiseert de bv een boekverlies van € 907.145. Twee weken na de verkoop voegt de moedermaatschappij de dochter in haar fiscale eenheid. De Belastingdienst weigert de aftrek van het boekverlies. Persoonlijke motieven zijn doorslaggevend De rechtbank stelt vast dat de kunstcollectie is aangekocht ter bevrediging van persoonlijke behoeften van de dga. Verschillende feiten wijzen hierop. De dga heeft een persoonlijke voorkeur voor Cobra-kunst en de collectie hangt in het kantoorgedeelte van zijn woonhuis. De kunst vervult geen enkele functie binnen de onderneming. Na 2009 vindt geen nieuwe aankoop plaats en houdt de vennootschap geen administratie bij van de waardeontwikkeling. Tot de taxatie in 2017 toont belanghebbende geen interesse in de collectie als bedrijfsmiddel. De constructie faalt De selectieve verkoop verraadt het werkelijke motief. Alleen kunstwerken met een lagere getaxeerde waarde dan de boekwaarde worden overgedragen om bewust een fiscaal verlies te creëren. De gemachtigde bevestigt ter zitting openlijk dat deze fiscale weg wordt bewandeld om een boekverlies te realiseren. Het moment van oprichting van de dochtervennootschap, twee dagen vóór de verkoop, en de snelle fiscale eenheidsvorming ondersteunen het oordeel dat sprake is van een kunstmatige constructie zonder zakelijke grond. Eerdere waarschuwing genegeerd Uit het dossier blijkt dat de Belastingdienst al in 2009 tijdens een boekenonderzoek constateert dat de schilderijen uit persoonlijke motieven zijn aangekocht. Destijds werd afgesproken dat niet meer kan worden afgeschreven op de collectie. Deze eerdere bevinding wordt nu tegen de bv gebruikt. Bron:Rechtbank Gelderland| jurisprudentie| ECLI:NL:RBGEL:2025:7610| 09-09-2025

    Lees meer 09 oktober 2025
  • Handboek Dienst Toeslagen nu voor iedereen beschikbaar

    Het Handboek Dienst Toeslagen is een naslagwerk voor alle medewerkers van de Dienst Toeslagen. Dit naslagwerk is nu voor iedereen beschikbaar op de site https://handboek.toeslagen.nl/. Voor de uitleg van de wet- en regelgeving sluit het Handboek zo veel mogelijk aan op de praktijk. Dienst Toeslagen legt een regel bijvoorbeeld uit aan de hand van gerechtelijke uitspraken, standpunten van de Kennisgroep Toeslagen en voorbeelden van casussen. Bron:Belastingdienst| publicatie| 25-09-2025

    Lees meer 02 oktober 2025
  • Invoering loontransparantie uitgesteld tot 2027

    De invoering van de Europese Richtlijn Loontransparantie in Nederland is uitgesteld tot 1 januari 2027. Oorspronkelijk moest de wet uiterlijk op 7 juni 2026 ingaan, maar dat blijkt niet haalbaar. De overheid heeft meer tijd nodig om de regels goed uit te werken. Het doel is dat werkgevers de nieuwe verplichtingen straks effectief kunnen uitvoeren, met zo min mogelijk administratieve lasten. De overheid wil het wetsvoorstel nog vóór eind 2025 aanbieden aan de Raad van State. Daarna volgt de behandeling in het parlement in 2026. Werkgevers met 150 of meer werknemers moeten dan voor het eerst rapporteren over het kalenderjaar 2027, in plaats van 2026. Voor werkgevers met 100 tot 150 werknemers blijft de oorspronkelijke planning van 7 juni 2031 uit de Europese richtlijn gelden.  Bron:Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid| overig| 21501-31-800| 14-09-2025

    Lees meer 02 oktober 2025
  • Proceskostenvergoeding bij intrekken beroep

    Een vrouw trekt haar beroep in, nadat de Belastingdienst in hoger beroep de verzuimboete vernietigt. Zij verzoekt om vergoeding van de proceskosten, het griffierecht en de wettelijke rente. De vrouw stelt dat zij recht heeft op een proceskostenvergoeding, omdat de Belastingdienst haar in het gelijk stelt door de verzuimboete in te trekken. Zij wijst erop dat haar gemachtigde professionele rechtsbijstand heeft verleend. De Belastingdienst komt tegemoet door de verzuimboete te vernietigen, maar verzet zich tegen de proceskostenvergoeding. De inspecteur stelt dat de gemachtigde van eiseres werkt voor een stamrecht-bv, die naar zijn aard niet kan worden gezien als een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent. Hij betwist daarmee of sprake is van professionele rechtshulp die voor vergoeding in aanmerking komt. Proceskostenvergoeding  De rechter kent de proceskostenvergoeding toe. Het standpunt van de Belastingdienst over de stamrecht-bv wordt verworpen, omdat niet de bv, maar de persoon zelf als gemachtigde optreedt. De rechter past de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toe. Deze voorziet in de mogelijkheid een proceskostenvergoeding toe te kennen wanneer een beroep wordt ingetrokken naar aanleiding van het tegemoetkomen door het bestuursorgaan. Omdat de Belastingdienst de verzuimboete intrekt nadat het beroep werd ingesteld, ontstaat het recht op kostenveroordeling. Voor de berekening van de hoogte van de vergoeding gebruikt de rechter het Besluit proceskostenvergoeding bestuursrecht, dat uitkomt op € 534 voor het indienen van een beroepschrift. Het griffierecht van € 48 moet eveneens worden vergoed. Bij te late betaling is wettelijke rente verschuldigd vanaf vier weken na de datum van de uitspraak.  De rechter wijst het verzoek om vergoeding van bezwaarkosten af, omdat eiseres het bezwaar zelf heeft ingediend zonder rechtsbijstand en zij daarnaast geen proceskostenvergoeding voor de bezwaarprocedure heeft gevraagd. Betekenis voor de praktijk Deze uitspraak verduidelijkt wanneer belastingplichtigen hun proceskosten kunnen verhalen op de Belastingdienst. Belangrijk is dat de tegemoetkoming plaatsvindt nadat het beroep is ingesteld. Een vroegere tegemoetkoming leidt niet tot een kostenveroordeling. Voor adviseurs geldt dat professionele rechtsbijstand in principe voor vergoeding in aanmerking komt, ongeacht de rechtsvorm van het kantoor. De persoon die daadwerkelijk als gemachtigde optreedt is bepalend, niet de onderliggende bedrijfsstructuur. Bron:Rechtbank Noord-Nederland| jurisprudentie| ECLI:NL:RBNNE:2021:635| 24-02-2021

    Lees meer 02 oktober 2025
  • Leegwaarderatio geldt niet bij bloot eigendom overdrachtsbelasting

    Een stel koopt een woning onder voorbehoud van gebruik en bewoning voor de verkoper. Het stel krijgt te maken met een naheffing overdrachtsbelasting. Het stel betaalt € 200.000 voor het bloot eigendom van de woning. Zij stellen dat voor de waardering van het gebruiksrecht de leegwaarderatio geldt, net zoals deze ratio wordt toegepast bij inkomstenbelasting en erfbelasting. Deze ratio zorgt voor een korting van 55% op de waarde van verhuurde woningen. Toegepast op de geschatte vrije verkoopwaarde komt dit uit op een bloot eigendomswaarde van € 190.000 tot € 225.000. Het stel vindt het logisch dat dezelfde waarderingsregels gelden voor alle belastingen. De Belastingdienst houdt vast aan een waarde van € 295.000 voor het bloot eigendom. De inspecteur past een huuranalogie toe en berekent wat de woning oplevert bij verhuur (€ 1.800 per maand). Daarbij houdt hij rekening met de geschatte levensverwachting van de 72-jarige gebruiksgerechtigde (12,1 jaren) en de door haar gedragen kosten (€ 2.200 per jaar). De inspecteur benadrukt dat gebruik en bewoning verschilt van verhuur en dat elke belasting eigen waarderingsregels kent. De rechtbank geeft de Belastingdienst gelijk en bevestigt dat de leegwaarderatio niet geldt voor overdrachtsbelasting. De rechter verduidelijkt twee belangrijke principes: Verschillende wettelijke basis De Wet belastingen van rechtsverkeer bevat geen bepalingen over een leegwaarderatio. Elke belasting heeft eigen waarderingsregels. Wat geldt voor de inkomstenbelasting, geldt niet automatisch voor de overdrachtsbelasting. Ander type recht Gebruik en bewoning verschilt van verhuur. De leegwaarderatio is specifiek ontwikkeld voor huurwoningen, niet voor voorbehouden gebruiksrechten. De rechtbank acht de berekening van de Belastingdienst aannemelijk. De huurwaardeberekening is gebaseerd op markthuurgegevens van vergelijkbare woningen in de regio. Voor de inschatting van de duur gebruikt de Belastingdienst gepubliceerde statistieken over levensverwachting en de kans op verpleeghuisopname. De uitspraak bevestigt dat overdrachtsbelasting een transactiebelasting is die zo dicht mogelijk aansluit bij de werkelijke marktwaarde. Hoewel deze uitspraak specifiek gaat over gebruik en bewoning, heeft zij bredere betekenis voor alle gevallen waarbij bloot eigendom wordt overgedragen. De rechtbank benadrukt dat voor overdrachtsbelasting altijd de waarde in het economisch verkeer maatgevend is. Bron:Rechtbank Noord-Holland| jurisprudentie| ECLI:NL:RBNHO:2025:8880| 23-09-2025

    Lees meer 02 oktober 2025
  • Lening van bv aan dga zonder afloscapaciteit is winstuitdeling

    Een dga leent, samen met zijn echtgenote, € 349.999 van zijn eigen bv. Dit geld gebruiken zij voor onderhoud en verbetering van hun woning. De Belastingdienst merkt deze lening aan als winstuitdeling en vordert bij beide echtelieden ieder de helft van dit bedrag na als regulier voordeel uit aanmerkelijk belang (box 2).  Lening of uitdeling? De rechtbank volgt de lijn van de Hoge Raad: geld dat een bv leent aan haar aandeelhouder wordt aangemerkt als een onttrekking als ‘op dat moment vaststaat of zo goed als zeker is dat de aandeelhouder deze geleende gelden niet kan of zal aflossen’. Het geld heeft dan definitief het vermogen van de bv verlaten. Geen afloscapaciteit  De rechtbank rekent glashelder voor waarom de dga de lening niet kan aflossen: de gezamenlijke inkomsten van de dga en zijn echtgenote bedragen € 104.745; de bestaande aflossingen en rente op andere leningen kosten al € 89.582; dit laat slechts € 15.163 over, terwijl alleen al deze nieuwe lening € 16.800 per jaar aan rente en aflossing kost; en de kosten voor levensonderhoud zijn hierin nog niet eens meegenomen. De inkomenspositie is dus al negatief vóór het aangaan van de lening, wat volgens de rechtbank ‘geen basis biedt voor het aangaan van de lening’. Onvoldoende zekerheden Ook de geboden zekerheden overtuigen de rechter niet: de woning dient al als zekerheid voor meerdere andere leningen; er rust al een eerste hypotheekrecht op de woning ten gunste van een derde; er zijn al meerdere hypotheekverklaringen afgegeven ‘tot een aanmerkelijk hoger bedrag dan de WOZ-waarde’; en de bv heeft al een rekening-courantvordering van bijna € 2 miljoen op de dga. Bewuste bevoordeling De rechtbank concludeert dat het verstrekken van de lening moet worden aangemerkt als een vermogensverschuiving van de bv naar de dga om deze te bevoordelen. Zowel de bv als de dga moeten zich hiervan bewust zijn geweest, mede gezien de negatieve vermogenspositie (€ 2,5 miljoen negatief). Lessen voor de praktijk Deze uitspraak bevestigt dat de Belastingdienst en rechters streng kijken naar leningen tussen bv en aandeelhouder. Wie toch wil lenen van de eigen bv, moet zorgen voor: aantoonbare afloscapaciteit uit reguliere inkomsten; voldoende vrije zekerheden; zakelijke leningsvoorwaarden; en daadwerkelijke nakoming van de verplichtingen. Wie hier niet aan voldoet, riskeert dat de lening direct wordt belast als winstuitdeling in box 2. Bron:Rechtbank Gelderland| jurisprudentie| ECLI:NL:RBGEL:2025:6002| 23-07-2025

    Lees meer 25 september 2025
  • Afstand voorkomt ‘samenstel van eigendommen’ voor WOZ

    Een bv die een kwekerij voor pot- en groenteplanten exploiteert, is in 2020 eigenaar en gebruiker van twee glastuinbouwlocaties. De twee locaties liggen meer dan twee kilometer van elkaar, gemeten over de weg. De gemeente waardeert daarom beide locaties afzonderlijk en legt op basis hiervan aparte WOZ-beschikkingen en aanslagen op. De kwekerij is het hier niet mee eens. Zij stelt dat de twee locaties als één 'samenstel van eigendommen' moeten worden gezien. Dit begrip, zoals vastgelegd in de Wet WOZ, verwijst naar objecten die naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar horen en door één (rechts)persoon worden gebruikt. De kwekerij maakt bezwaar, maar zonder succes. De kwekerij stapt vervolgens naar de rechter. De rechtbank oordeelt echter dat de locaties zelfstandig te gebruiken zijn en bevestigt de afzonderlijke waardering. Ook in hoger beroep vindt de kwekerij geen gehoor. Het hof acht de geografische afstand tussen de locaties, de zelfstandige operationele mogelijkheden en het feit dat de locaties onafhankelijk van elkaar te gebruiken en te verkopen zijn, van doorslaggevend belang. Hoewel er sprake is van een zekere organisatorische samenhang, vindt het hof deze onvoldoende om van een samenstel te kunnen spreken.  In cassatie bevestigt de Hoge Raad dit oordeel. De Hoge Raad geeft aan dat een puur organisatorische verwevenheid, zoals het feit dat beide locaties voor één onderneming worden gebruikt, niet automatisch betekent dat er sprake is van een samenstel. Geografische en operationele factoren kunnen zwaarder wegen dan organisatorische samenhang bij de toepassing van de Wet WOZ. De afzonderlijke WOZ-beschikkingen blijven overeind. Bron:Hoge Raad| jurisprudentie| ECLI:NL:HR:2025:1211| 11-09-2025

    Lees meer 25 september 2025
  • Volgens de rechter is hoge belastingrente oneerlijk

    De rechter in Den Haag geeft een bedrijf gelijk dat de belastingrente op vennootschapsbelasting (vpb) veel te hoog vindt. Het bedrijf vraagt in november 2023 om een voorlopige aanslag vpb. De Belastingdienst stuurt deze aanslag in december 2023. Daarbij moet het bedrijf ook € 1.658 aan rente betalen. Het bedrijf vindt dat te veel en wil maar € 632 betalen. De Belastingdienst gaat hier niet mee akkoord. Het bedrijf gaat naar de rechter en krijgt gelijk. De rechter oordeelt dat de hoge rente in strijd is met het ‘evenredigheidsbeginsel’. Dit beginsel betekent dat de overheid bij het maken van regels een eerlijke belangenafweging moet maken en hierbij alle belangen moet betrekken.  Schatkist  De overheid wil met de hoge rente geld binnenhalen voor de schatkist. Uit de stukken blijkt dat dit zelfs het belangrijkste doel is. De rechter overweegt dat het verwerven van geld met een hoge belastingrente ten koste van bedrijven niet de bedoeling kan zijn. De overheid heeft te weinig gekeken naar wat deze hoge rente betekent voor bedrijven. Uit de wetsgeschiedenis blijkt zelfs dat veel mensen de rente te hoog vinden. Ook blijkt hieruit dat de rente niet past bij wat normaal is in de markt. Toch houdt de overheid vast aan de hoge rente, omdat ze het geld nodig heeft. Rentepercentage De rechter heeft nu een streep gezet door de regeling waarin het rentepercentage staat. Voor het bedrijf in deze zaak betekent dit dat het maar € 632 hoeft te betalen in plaats van € 1.658. De rechter laat in het midden wat een eerlijk rentepercentage zou zijn. Het bepalen van een eerlijk rentepercentage is aan de overheid overgelaten, waarbij zij een goede belangenafweging moet maken. De zaak gaat over een technisch onderwerp, maar de kern is simpel: ook de Belastingdienst moet eerlijk zijn en mag niet te veel vragen. Bron:Rechtbank Den Haag| jurisprudentie| ECLI:NL:RBDHA:2025:16368| 21-07-2025

    Lees meer 25 september 2025
  • Vermogen op peildatum doorslaggevend voor toeslagen, ook bij tijdelijke piek

    Een vrouw verkoopt haar deel van de woning aan haar ex-partner. Zij is van plan om dit geld op een latere datum te gebruiken om een nieuwe woning te kopen. De opbrengst van de verkoop staat op 1 januari 2023 op haar bankrekening. Hierdoor beschikt zij op de peildatum over een vermogen dat boven de grens voor toeslagen ligt. De Belastingdienst besluit daarom haar eerder toegekende zorgtoeslag, huurtoeslag en kindgebonden budget voor 2023 stop te zetten. Alle toeslagen worden tot nihil herzien en de reeds uitgekeerde voorschotten moeten worden terugbetaald. In april 2024 dient de vrouw een verzoek in om de berekening van de toeslagen te herzien. Zij stelt dat 1 januari 2023 als peildatum voor haar vermogen geen recht doet aan haar situatie. Het hoge vermogen was slechts tijdelijk door de verkoop van de woning en zij had het geld nodig voor een nieuwe woning. Vanwege haar lage inkomen heeft zij het hele jaar behoefte aan toeslagen. De Belastingdienst wijst haar verzoek af en verklaart het latere bezwaar ongegrond. De rechtbank oordeelt ook dat het vermogen op de peildatum terecht is meegenomen in de berekening van de toeslagen. Het recht op en de hoogte van toeslagen is immers afhankelijk van de draagkracht, waaronder het vermogen. De wetgever kiest bewust voor 1 januari als peildatum. Iemand met vermogen boven de grens wordt geacht zelf de huur, premie zorgverzekering en uitgaven voor kinderen te kunnen betalen. De rechtbank benadrukt dat de wet geen ruimte biedt om persoonlijke omstandigheden of belangen mee te wegen. De rechtbank overweegt dat terugvordering het uitgangspunt is, tenzij de nadelige gevolgen voor de vrouw onevenredig zijn in verhouding tot het doel van de terugvordering. Een terugvordering als gevolg van het overschrijden van de vermogensgrens is volgens de rechtbank doorgaans niet onevenredig. Bron:Rechtbank Noord-Holland| jurisprudentie| ECLI:NL:RBNHO:2025:6927| 21-05-2025

    Lees meer 25 september 2025
  • Tarieven en heffingskortingen 2026

    Het pakket Belastingplan 2026 bestaat uit acht wetsvoorstellen met een breed palet aan fiscale maatregelen. De tarieven en heffingskortingen in de inkomstenbelasting zien er als volgt uit.   2026 2025  Tarief schijf 1  35,7%  35,82%  Tarief schijf 2  37,56%  37,48%  Tarief schijf 3  49,5%  49,5%  Grens schijf 1  € 38.883  € 38.441  Grens schijf 2  € 79.137  € 76.817  Algemene heffingskorting, maximaal  € 3.115  € 3.068  Arbeidskorting, maximaal  € 5.712  € 5.599  IACK, maximaal  € 3.032  € 2.986  Jonggehandicaptenkorting  € 923  € 909  Zelfstandigenaftrek  € 1.200  € 2.470  Mkb-winstvrijstelling  12,7%  12,7% Inflatiecorrectie beperkt De btw-verhoging op culturele activiteiten is geschrapt. Dit wordt gedekt door de inflatiecorrectie van de inkomsten- en loonbelasting voor 2026 te beperken. Normaal zou de inflatiecorrectie 2,9% bedragen (factor 1,029), maar nu wordt slechts 57% toegepast (factor 1,01653). Daardoor stijgen tariefschijven, heffingskortingen en enkele andere bedragen minder sterk. Nieuwe samentelbepaling EIA De energie-investeringsaftrek (EIA) biedt een aftrek van 40% op energiebesparende investeringen, met een wettelijk maximumbedrag van € 151 miljoen per belastingplichtige per jaar. Bij ondernemers die zowel zelfstandig investeren als via een samenwerkingsverband, bestond de kans dat de EIA over meer dan € 151 miljoen werd toegepast. De nieuwe samentelbepaling voorkomt dit door alle energie-investeringen per belastingplichtige samen te tellen. Bron:Ministerie van Financiën| wetsvoorstel| 15-09-2025

    Lees meer 17 september 2025
  • Voorgestelde wijzigingen autobelastingen

    Tariefkorting voor emissievrije personenauto's Door het zware accupakket betalen emissievrije personenauto’s zonder korting meer motorrijtuigenbelasting (mrb) dan vergelijkbare benzineauto’s. Om deze auto’s gelijker te belasten in de mrb, heeft het kabinet besloten om de tariefkorting te verhogen van 25% naar 30% in de periode 2026-2028. In 2029 blijft de tariefkorting 25%. Kwarttarieven mrb De mrb kent met ingang van 1 januari 2026 nog twee kwarttarieven voor bijzondere categorieën voertuigen, namelijk voor motorrijtuigen die zijn ingericht als werktuig of als werkplaats en motorrijtuigen die worden gehouden door kermis- of circusexploitanten en worden gebruikt voor het vervoer van kermis- of circusbenodigdheden. Voorgesteld wordt om deze kwarttarieven met ingang van 1 januari 2028 te beëindigen. Vaste voet emissievrije bijzondere personenauto’s en emissievrije motorrijwielen Vanaf 2025 ontstond een scheve belastingdruk. Emissievrije kampeerauto’s en rolstoelvoertuigen betaalden bpm alsof ze fossiel waren, terwijl reguliere emissievrije auto’s slechts een vaste voet van € 667 kennen en bestelauto’s nihil. Om dit verschil te herstellen, geldt tot 2030 voor emissievrije bijzondere personenauto’s dezelfde vaste voet (€ 667) en voor emissievrije motorrijwielen € 200. Jaarlijkse bijstelling bpm Door autonome vergroening van nieuwe conventionele auto’s daalt jaarlijks de CO₂-uitstoot. Om de gemiddelde bpm-inkomsten stabiel te houden, worden schijfgrenzen en tarieven van 2026-2028 jaarlijks aangepast. De schijfgrenzen worden iets verlaagd en de tarieven iets verhoogd. Zo blijft de opbrengst per voertuig min of meer gelijk. Stoppen mrb-teruggaaf vrachtauto’s  De complexe teruggaafregeling voor vrachtauto’s wordt vanaf 1 juli 2026 afgeschaft. De Wet vrachtwagenheffing verlaagt het mrb-tarief voor vrachtwagens tot nihil of het minimumniveau volgens de Eurovignetrichtlijn. Hierdoor vervalt de noodzaak voor een aparte teruggaafregeling.  Herstel Eurovignet-tarieven  Door een juridische vergissing klopten vijf Eurovignet-tarieven in de Wet belasting zware motorrijtuigen niet. Nederland past de tarieven met terugwerkende kracht aan, zoals afgesproken in het Eurovignetverdrag. Voor de meeste vrachtwagens gaat het om enkele euro’s verschil.  Bron:Ministerie van Financiën| wetsvoorstel| 15-09-2025

    Lees meer 17 september 2025
  • Wijzigingen omzetbelasting en accijns

    Behoud lage btw op cultuur, media en sport De voorgenomen verhoging van het lage btw-tarief (9% → 21%) gaat niet door voor cultuur, media en sport. Het kabinet en de Tweede Kamer vinden het belangrijk dat bijvoorbeeld boeken, concerten, tijdschriften en sportactiviteiten betaalbaar blijven. Dekking via inkomsten- en loonbelasting Om toch te bezuinigen, wordt de inflatiecorrectie van de inkomsten- en loonbelasting voor 2026 beperkt. Normaal zou de inflatiecorrectie 2,9% bedragen (factor 1,029), maar nu wordt slechts 57% toegepast (factor 1,01653). Daardoor stijgen tariefschijven, heffingskortingen en enkele andere bedragen minder sterk. De beperking raakt onder meer de heffingskortingen, tariefschijven, grenzen voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek en enkele vrijstellingen (zoals groen beleggen). Voor de loonbelasting gelden dezelfde aanpassingen, zodat deze aansluit bij de inkomstenbelasting. Samen met een andere inflatiebeperking uit het Belastingplan 2026 komt de totale inflatiecorrectie voor 2026 uit op 52,8% (factor 1,015312). Accijnskorting ongelode benzine, diesel en LPG verlengd De accijnstarieven voor ongelode benzine, diesel en LPG blijven per 1 januari 2026 gelijk aan het niveau van 1 juli 2023. Door niet te indexeren wordt de tijdelijke accijnskorting in 2026 ruimer dan in voorgaande jaren. Het doel is om de kosten van autorijden te verlagen, zonder de minimumbelastingniveaus van de EU-richtlijn energiebelastingen te schenden. Strengere zuiveluitzondering alcoholvrije dranken De zuiveluitzondering in de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken wordt aangescherpt. Alleen magere, halfvolle en volle melk, karnemelk en bepaalde sojadranken blijven vrijgesteld. Dranken met toegevoegde smaakstoffen, suiker of aromatisering, zoals chocolade- en frambozenmelk, worden belast. Sojadranken blijven alleen uitgezonderd als het suikergehalte 5% of minder is en het gehalte verzadigd vet 1,1% of minder is. Medicinale dranken en zuigelingenvoeding blijven uitgesloten. Bron:Ministerie van Financiën| wetsvoorstel| 15-09-2025

    Lees meer 17 september 2025
  • Voorstellen energie- en vliegbelasting

    Vliegbelasting Het tarief van de vliegbelasting wordt vanaf 2026 gebaseerd op de eindbestemming van de passagier, niet op de eerste overstapluchthaven. De belasting kent drie afstandscategorieën: € 29,40 voor korte vluchten (EU, Caribisch NL en dichtbijgelegen landen); € 47,24 voor middellange vluchten (2.000-5.500 km); € 70,86 voor lange vluchten (> 5.500 km). Deze progressieve opbouw sluit aan bij het principe 'de vervuiler betaalt'. Langere vluchten veroorzaken meer uitstoot en worden zwaarder belast. In plaats van per vlucht kilometers te berekenen, werkt de wet met vaste landenlijsten. Dit maakt uitvoering en controle eenvoudiger en geeft passagiers meer duidelijkheid. Bijzonder is dat het Caribisch deel van het Koninkrijk onder het lage tarief valt, ondanks de afstand. Dit is om de economische en maatschappelijke verbondenheid te beschermen. Geen belasting voor transferpassagiers of veelvliegers Overstappers in Nederland blijven vrijgesteld, om concurrentienadelen voor Schiphol te voorkomen. Ook komt er geen aparte veelvliegersbelasting. Dit is te complex en te privacygevoelig om uit te voeren. Heffingskorting energiebelasting minder omlaag De energiebelasting kent een belastingvermindering. Dit is een vast bedrag per jaar dat ongeacht de verbruikte hoeveelheid elektriciteit en aardgas in mindering wordt gebracht op de energierekening. In 2025 is het bedrag € 524,95 (excl. btw). In de praktijk wordt de belastingvermindering ook wel aangeduid als heffingskorting. Voorgesteld wordt om met ingang van 1 januari 2026 de belastingvermindering structureel te verhogen ten opzichte van het basispad. De verhoging in 2026 bedraagt € 9,30. Het verschil ten opzichte van 2025 is per saldo -€ 5,15 in plaats van de verlaging van € 14,45 die in het basispad zat. Bron:Ministerie van Financiën| wetsvoorstel| 15-09-2025

    Lees meer 17 september 2025
  • Wijzigingen loonbelasting

    Fossiele leaseauto’s worden duurder voor werkgevers Vanaf 1 januari 2027 geldt een pseudo-eindheffing van 12% over de waarde van fossiele personenauto’s die een werkgever voor privégebruik aan werknemers ter beschikking stelt. Dit stimuleert werkgevers om elektrische auto’s aan te bieden. Fossiele auto’s die uitsluitend zakelijk worden gebruikt, vallen hier niet onder. De heffing geldt voor M1-voertuigen (max. 9 zitplaatsen), inclusief bijzondere voertuigen zoals kampeerauto’s, maar niet voor militair of speciaal materieel. Privégebruik omvat ook woon-werkverkeer. De belasting ligt volledig bij de werkgever; verhalen op de werknemer is niet toegestaan. Voor auto’s die vóór 1 januari 2027 beschikbaar zijn gesteld, geldt overgangsrecht tot 17 september 2030. De pseudo-eindheffing wordt berekend per kalendermaand en op basis van de cataloguswaarde (auto ouder dan 25 jaar: marktwaarde). Verduidelijking fietsregeling De fietsregeling uit 2020 (7% bijtelling bij privégebruik) zorgde voor onduidelijkheid, vooral bij deel- en hubfietsen. Volgens de wet gold de bijtelling zodra een fiets ook voor woon-werkverkeer beschikbaar was, zelfs als werknemers de fiets alleen voor het laatste stukje vanaf een station gebruikten. Het kabinet stelt nu voor om dit te repareren, met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2020. Als een fiets niet of hooguit incidenteel (minder dan 10%) bij de woning van de werknemer of ib-ondernemer wordt gestald, bedraagt de bijtelling voortaan nihil. Met andere woorden: geen belasting verschuldigd, ook niet bij gebruik voor (een deel van) woon-werkverkeer. Versoberen ETK-regeling Voor werkgevers bestaat de mogelijkheid om werknemers de extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst in het kader van de dienstbetrekking onbelast te vergoeden. Voor de onbelaste vergoeding van deze extraterritoriale kosten (ETK) zijn er twee regelingen: een forfaitaire regeling (de expatregeling) en een regeling op basis van de werkelijke extraterritoriale kosten (ETK-regeling). Het kabinet stelt voor om de ETK-regeling te versoberen. Vanaf 1 januari 2026 kunnen de volgende kosten niet langer onbelast worden vergoed: extra kosten van levensonderhoud (gas, water, licht, nutsvoorzieningen); extra gesprekskosten met het land van herkomst. De expatregeling blijft grotendeels onaangetast, behalve de eerder aangekondigde verlaging van het forfaitaire percentage van 30 naar 27 per 1 januari 2027. Bron:Ministerie van Financiën| wetsvoorstel| 15-09-2025

    Lees meer 17 september 2025
  • Maatregelen box 3

    Meer belasting voor beleggers, lager heffingsvrij vermogen De invoering van een nieuw box 3-stelsel (werkelijk rendement) schuift door naar 2028. Om het gat te dichten dat is ontstaan door het uitstel van de hervorming, sleutelt het kabinet tijdelijk aan het huidige systeem. De maatregelen zijn tijdelijk (2026-2027). Twee aanpassingen springen eruit: Hoger forfait voor overige bezittingen Per 2026 gaat het forfait voor aandelen, obligaties en vastgoed omhoog van 6% naar 7,78%. De reden is dat de oude formule vooral naar huizenprijzen keek en rendementen onderschatte, omdat huuropbrengsten en het voordeel van eigen gebruik ontbraken. Die worden nu toegevoegd. Gevolg is dat beleggers in 'overige bezittingen' nu meer belasting betalen, tenzij zij met de tegenbewijsregeling aantonen dat hun werkelijke rendement lager is. Lager heffingsvrij vermogen Het heffingsvrije vermogen daalt van € 57.684 naar € 51.396 per persoon. Daardoor stijgt het aantal box 3-betalers. Lek met obligaties gedicht Door obligaties met aangegroeide rente vlak voor het einde van het jaar te kopen, kon kunstmatig een verlies worden geboekt. Het kabinet grijpt daarom in met een wetswijziging die terugwerkt tot 25 augustus 2025, 16.00 uur. Het totaalrendement blijft hetzelfde, maar het kunstmatig schuiven tussen werkelijke en forfaitaire rendementen levert geen voordeel meer op. Het kabinet past de tegenbewijsregeling in box 3 aan op twee punten: Obligaties en vergelijkbare effecten worden niet meer gewaardeerd tegen de beurskoers zonder rente, maar op de economische waarde inclusief rente. De vrijstelling voor kortlopende termijnen (zoals aangegroeide rente) geldt niet langer in de tegenbewijsregeling, behalve voor banktegoeden (zoals deposito’s), omdat die niet overdraagbaar zijn. Groen beleggen: uitstel afschaffing, maar per 2027 bijna geen voordeel meer Groen beleggen krijgt in box 3 nu nog een vrijstelling en heffingskorting. In 2025 bedraagt de vrijstelling € 26.312 (partners € 52.624) en de heffingskorting 0,1% daarvan. Een eerder aangenomen amendement regelde dat deze voordelen per 2027 volledig zouden verdwijnen. De Belastingdienst gaf echter aan dat dit technisch niet uitvoerbaar is. Daarom verschuift de formele afschaffing naar 1 januari 2028. Om te voorkomen dat 2027 nog een volwaardig groenvoordeel oplevert, verlaagt het kabinet de vrijstelling in 2027 tot € 200 (partners € 400). De heffingskorting blijft bestaan, maar is door de lage vrijstelling verwaarloosbaar. Bron:Ministerie van Financiën| wetsvoorstel| 15-09-2025

    Lees meer 17 september 2025
  • Voorstellen erf- en schenkbelasting

    Erfbelasting krijgt ruimere aangiftetermijn De aangiftetermijn voor erfbelasting wordt verlengd van acht naar twintig maanden na overlijden. Dit komt doordat erfgenamen vaak te weinig gegevens hebben binnen de huidige termijn om een juiste en volledige aangifte te doen. De langere termijn geeft ook meer tijd om bijvoorbeeld een woning uit de nalatenschap te verkopen en de erfbelasting te betalen. Het startmoment voor de belastingrente wordt eveneens verschoven van acht naar twintig maanden. Geen schenking binnen 180 dagen voor overlijden Schenkingen binnen 180 dagen voor overlijden worden nu door de wet fictief als erfenis behandeld. Dit heeft tot gevolg dat zowel aangifteplicht voor de schenkbelasting als aangifteplicht voor de erfbelasting bestaat. De schenkbelasting wordt vervolgens verrekend met de erfbelasting. De voorgestelde maatregel houdt in dat de schenking binnen 180 dagen vóór overlijden niet als schenking wordt aangemerkt, waardoor de verplichting tot het doen van aangifte schenkbelasting vervalt. Gelijkstelling van biologische kinderen De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de Successiewet op een discriminerende wijze onderscheid maakt tussen biologische kinderen zonder juridische familierechtelijke betrekking en juridisch erkende kinderen. Dit onderscheid, dat tot uiting komt in de tariefstelling en vrijstellingen voor erfbelasting, is in strijd met het EVRM. Als biologisch ouderschap (met een test) wordt aangetoond, gelden alle tarieven, vrijstellingen en antimisbruikbepalingen alsof het om een erkend kind gaat. Ongelijke breukdelen bij een huwelijksgoederengemeenschap Het voorstel bepaalt dat een ongelijke verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap of een verrekenbeding leidt tot schenk- of erfbelasting. Dit geldt als de verdeling afwijkt van een gelijke 50/50-verdeling. Het deel dat een echtgenoot méér krijgt dan bij een gelijke verdeling, wordt belast. Dit geldt bij ontbinding van de gemeenschap door echtscheiding, beëindiging van het partnerschap of overlijden. Voor huwelijkse voorwaarden die vóór 16 september om 16:00 uur zijn gesloten, geldt eerbiedigende werking, tenzij de verdeling later wordt aangepast. Bron:Ministerie van Financiën| wetsvoorstel| 15-09-2025

    Lees meer 17 september 2025
  • Werkelijk rendement over hele vermogen, niet per vermogensbestanddeel

    Een man doet aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2021. Hij geeft in zijn aangifte een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3) op van € 35.616. Dit bedrag is gebaseerd op verschillende vermogensbestanddelen, waaronder vorderingen op zijn kinderen en een verhuurde woning. De Belastingdienst stelt op basis van deze aangifte de aanslag vast. De man maakt bezwaar tegen deze aanslag. Hij stelt dat het werkelijk rendement op bepaalde vermogensbestanddelen, zoals de vorderingen, lager is dan het forfaitaire rendement dat de inspecteur heeft toegepast. Volgens hem is het gebruik van dit forfaitaire rendement niet in lijn met het verbod op discriminatie en het recht op eigendom uit het EVRM. De inspecteur wijst het bezwaar af. De man gaat vervolgens in beroep bij de rechtbank. De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst de aanslag inkomstenbelasting over 2021 terecht op het forfaitaire rendement heeft vastgesteld. Dit is immers niet hoger dan het werkelijk rendement uit het vermogen van de man. De rechtbank benadrukt dat het werkelijk rendement voor de gehele rendementsgrondslag in box 3 moet worden berekend en niet alleen op afzonderlijke vermogensbestanddelen, zoals de door de man aangevoerde vorderingen. De rechtbank beoordeelt alle vermogensbestanddelen, waaronder de verhuurde woning en de daarmee samenhangende waardestijging, huurinkomsten en de rente die de man ontving op zijn vorderingen. Bij deze berekening houdt de rechtbank rekening met de waarden en geldstromen die de man heeft opgegeven en concludeert dat het totaal opgetelde werkelijk rendement (€ 52.610) hoger is dan het forfaitaire rendement (€ 35.616). Bron:Rechtbank Noord-Nederland| jurisprudentie| ECLI:NL:RBNNE:2025:3648| 03-09-2025

    Lees meer 11 september 2025
  • Bijtelling auto ondanks verbod privégebruik in contract

    Een kinderdagverblijf gebruikt vier auto's voor het ophalen en brengen van kinderen en het doen van boodschappen. Werknemers moeten bij indiensttreding een autoverklaring ondertekenen waarin staat dat privégebruik uitdrukkelijk verboden is. Daarnaast moeten de medewerkers de autosleutel na gebruik weer terugleggen in een sleutelkastje. De Belastingdienst acht desondanks dat sprake is van terbeschikkingstelling aan de locatiemanager, die tevens indirect bestuurder is. Zij beschikt over de autosleutels en kan zowel tijdens als buiten werktijden gebruikmaken van de auto’s. Het verbod op privégebruik in haar contract doet daar niets aan af. Bovendien is geen rittenadministratie bijgehouden, waardoor niet bewezen kan worden dat minder dan 500 kilometer privé per jaar gereden werd. Zowel de rechtbank als het gerechtshof oordelen dat de naheffing terecht is opgelegd. Echter vernietigt de rechtbank de vergrijpboeten, omdat grove schuld niet overtuigend is aangetoond. Het gerechtshof bevestigt deze uitspraak volledig. Auto ter beschikking = altijd belasting Het hof stelt vast dat onder terbeschikkingstelling wordt verstaan dat een werknemer voor kortere of langere tijd de feitelijke macht over een auto uitoefent. Cruciaal is of een werknemer kan bepalen of en op welke wijze hij van de auto gebruikmaakt. Het gaat dus niet om de doeleinden waarvoor de auto uiteindelijk wordt gebruikt, maar om de feitelijke beschikkingsmacht. De locatiemanager kon bepalen op welke wijze zij van de auto’s gebruikmaakte. Bovendien beschikte zij over de autosleutels, ook al werden deze door een andere medewerker beheerd. Het hof oordeelt dat onder deze omstandigheden geen sprake is van een situatie waarbij een werknemer de auto slechts mag besturen voor specifieke opdrachten waarbij de feitelijke beschikkingsmacht bij de werkgever blijft. Verbod privégebruik niet relevant Het verbod op privégebruik in arbeidsovereenkomsten en autoverklaringen leidt niet tot een ander oordeel. Dit verbod is namelijk niet relevant voor de vraag of sprake is van terbeschikkingstelling. Echter is dit verbod wel relevant voor het bewijs dat de auto voor niet meer dan 500 kilometer privé per jaar wordt gebruikt. Eenmaal vastgesteld dat sprake is van terbeschikkingstelling, geldt het wettelijk vermoeden dat de auto ook voor privédoeleinden ter beschikking staat. De 500-kilometerregel Op het kinderdagverblijf rust vervolgens een verzwaarde bewijslast om te bewijzen dat de auto voor niet meer dan 500 kilometer privé per jaar gebruikt wordt. Het hof oordeelt dat hieraan niet is voldaan. Het enkele verbod op privégebruik in contracten toont niet aan dat de auto ook daadwerkelijk niet voor privéritten gebruikt wordt. Ook het gebruik van een sleutelkastje volstaat niet, omdat geen gegevens zijn overgelegd waaruit blijkt dat het gebruik daarvan gecontroleerd wordt. Waarom geen boete? Voor de vergrijpboeten geldt een zwaardere bewijslast: grove schuld moet overtuigend worden aangetoond. Het hof oordeelt dat niet aan de zwaardere bewijslast is voldaan. Belanghebbende liet werknemers een autoverklaring ondertekenen, legde regels vast in het personeelshandboek en zorgde voor beheer via een sleutelkastje. De locatiemanager verklaarde geloofwaardig dat zij voorzichtig was als minderheidsaandeelhouder en niet wilde dat collega's zouden denken dat zij misbruik maakte van haar positie. Onder deze omstandigheden is er geen sprake van grove schuld. Bron:Gerechtshof Den Haag| jurisprudentie| ECLI:NL:GHDHA:2025:1648| 11-08-2025

    Lees meer 11 september 2025