Van den Boogaard & Smulders | Accountancy

Van den Boogaard & Smulders Accountancy is een accountantskantoor dat wordt geleid door twee registeraccountants.

Neem contact op

De meest deskundige registeraccountants in regio Eindhoven

Onze diensten

Financiële administratie

Lees meer

Loonadministratie

Lees meer

Fiscale aangiften

Lees meer

Bedrijfseconomische adviezen

Lees meer

Fiscale adviezen

Lees meer

Jaarrekeningen

Lees meer

Zoek je een registeraccountant in regio Eindhoven?

Vraag dan vrijblijvend advies van de meest deskundige accountants.

Neem contact op

Over ons

Van den Boogaard & Smulders accountancy logo

Peter van den Boogaard

Registeraccountant / Co-Owner
  • Meer dan 18 jaar ervaring als accountant
  • Opgeleid bij Ernst & Young Global Limited
  • Aangesloten bij Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants
Van den Boogaard & Smulders accountancy logo

Henk Smulders

Registeraccountant / Co-Owner
  • Meer dan 18 jaar ervaring als accountant
  • Opgeleid bij Ernst & Young Global Limited
  • Aangesloten bij Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants

Laatste nieuws

  • Terugvragen in 2024 betaalde buitenlandse btw

    Ondernemers die in 2024 in een ander EU-land btw hebben betaald, kunnen deze btw terugvragen wanneer zij in dat land geen aangifte doen. Een verzoek om teruggaaf over 2024 moet vóór 1 oktober 2025 zijn ingediend. Dat kan via de website van de Belastingdienst: https://eubtw.belastingdienst.nl/netp/. Verzoeken die later binnenkomen, worden mogelijk niet meer in behandeling genomen. Voor een verzoek om teruggaaf zijn inloggegevens nodig. Wanneer het een eerste verzoek om teruggaaf van btw uit een ander EU-land betreft, moeten inloggegevens worden aangevraagd. Volgens de Belastingdienst kan het tot vier weken duren voordat de inloggegevens worden verstuurd. Voorwaarden verzoek teruggaaf Om btw uit een ander EU-land terug te vragen, moet aan een aantal voorwaarden zijn voldaan: de onderneming is in Nederland gevestigd; de btw heeft betrekking op goederen en diensten die voor met btw belaste bedrijfsactiviteiten worden gebruikt; de onderneming doet in het EU-land, waar de btw wordt teruggevraagd, geen aangifte voor de btw. Doet de onderneming in het buitenland wel aangifte, dan kan de btw daar als voorbelasting in aftrek worden gebracht. Verzoek om teruggaaf niet mogelijk Een verzoek om teruggaaf van btw uit een ander EU-land is niet mogelijk als: geen sprake is van ondernemerschap voor de btw; of de onderneming uitsluitend vrijgestelde prestaties verricht. Behandeling verzoek De Belastingdienst van het EU-land waar de btw wordt teruggevraagd, reageert binnen vier maanden bij beschikking op het verzoek om teruggaaf. Een verzoek kan geheel of gedeeltelijk worden goedgekeurd of afgekeurd. Als het verzoek wordt goedgekeurd, volgt de betaling uiterlijk binnen tien werkdagen na afloop van de termijn van vier maanden. Drempelbedragen Voor een verzoek om teruggaaf van buitenlandse btw gelden drempelbedragen. Voor een verzoek over een heel kalenderjaar of het resterende deel van een kalenderjaar geldt een drempelbedrag van € 50. Voor een verzoek over minder dan een kalenderjaar, maar over ten minste drie maanden, geldt een drempelbedrag van € 400. Bijlagen bij verzoek Afhankelijk van het EU-land waar btw wordt teruggevraagd, moeten mogelijk facturen of invoerdocumenten worden meegestuurd. Op de website van de Belastingdienst is te vinden welke vereisten gelden per EU-land. Omvat een verzoek om teruggaaf een creditfactuur, dan moeten er mintekens voor het factuurbedrag en het btw-bedrag worden geplaatst zonder spatie tussen het minteken en het bedrag. Een creditfactuur die betrekking heeft op een factuur die in een eerder verzoek om teruggaaf is meegenomen, moet aan het eerstvolgende verzoek om teruggaaf worden toegevoegd. Bron:Belastingdienst| publicatie| 25-08-2025

    Lees meer 28 augustus 2025
  • Kabinet dicht belastinglek in box 3 bij obligaties

    In box 3 is een belastinglek ontstaan bij de aankoop van obligaties met zogeheten aangegroeide rente. Het kabinet neemt met een wetswijziging maatregelen om dit lek van circa € 100 miljoen in 2025 te dichten. De wetswijziging gaat in per 2026, met terugwerkende kracht tot en met 25 augustus 2025 om 16:00 uur. Wat is het probleem? Bij de aankoop van een obligatie wordt de aankoopprijs verhoogd met de rente die al is opgebouwd. Deze rente telt mee in de aankoopwaarde. Bij de waardering op 1 januari of 31 december telt die rente echter niet mee, omdat dan wordt uitgegaan van de beurswaarde zonder aangegroeide rente. Dit verschil zorgt ervoor dat in het eerste jaar een verlies zichtbaar wordt. In het jaar daarop ontstaat een relatief hoge winst, maar dan kan gekozen worden voor het forfaitaire rendement. Dat forfaitaire rendement vormt de bovengrens voor de belastingheffing, ongeacht het werkelijke rendement. Zo ontstaat een belastingvoordeel dat niet strookt met de bedoeling van de wet. Wat verandert er? Het kabinet past de tegenbewijsregeling in box 3 aan op twee punten: Geen vrijstelling meer voor kortlopende termijnen bij obligaties De vrijstelling voor kortlopende termijnen, zoals rente die op korte termijn wordt ontvangen, vervalt voor obligaties. Deze rente telt voortaan mee in de waarde van het vermogen. Voor banktegoeden blijft de vrijstelling wel gelden, omdat daar geen sprake is van belastingontwijking. Waardering op economische waarde in plaats van slotnotering De huidige regel om obligaties te waarderen op de slotnotering van de laatste beursdag van het jaar vervalt. Die slotnotering is exclusief aangegroeide rente. Voortaan geldt de economische waarde, inclusief rente, als uitgangspunt. Deze aanpassingen gelden uitsluitend voor de tegenbewijsregeling. Voor het forfaitaire rendement verandert er niets, omdat het lek daar niet speelt. Ingangsdatum en overgangsrecht De voorgestelde wetswijziging zal worden opgenomen in het Belastingplan 2026. Dit wetsvoorstel wordt op Prinsjesdag ingediend bij de Tweede Kamer. De maatregelen gaan in per 2026, met terugwerkende kracht tot en met 25 augustus 2025 om 16:00. Voor vermogen dat op dat tijdstip al onderdeel is van het box 3-vermogen van een belastingplichtige blijft de oude systematiek gelden. Bron:Ministerie van Financiën| wetsvoorstel| 24-08-2025

    Lees meer 28 augustus 2025
  • Waardedruk zelfbewoning bij waardering van bedrijfsgedeelte bij staking

    Bij de waardering van het bedrijfsgedeelte van een woon- en praktijkpand moet rekening worden gehouden met een waardedruk door duurzame zelfbewoning. Dit komt doordat het praktijkgedeelte, hoewel tot het ondernemingsvermogen gerekend, bij staking uitsluitend voor privédoeleinden bestemd was en niet op een zelfstandige wijze verhuurd of verkocht kon worden zonder aanzienlijke aanpassingen of investeringen. Tot deze conclusie komt de rechter in een zaak die aangespannen werd door een fysiotherapeut. Deze heeft in 2018 zijn praktijk gestaakt. Het praktijkgedeelte behoort tijdens de bedrijfsvoering tot het ondernemingsvermogen en wordt uitsluitend zakelijk gebruikt. Bij de staking van de onderneming in 2018 verhuist het praktijkgedeelte naar het privévermogen van de fysiotherapeut. Later dat jaar dient de fysiotherapeut zijn aangifte inkomstenbelasting in. De Belastingdienst neemt deze aangifte over en legt een aanslag op. Enkele jaren daarna beseft de fysiotherapeut dat er bij het bepalen van de stakingswinst geen rekening is gehouden met een waardedrukkende factor door duurzame zelfbewoning van de praktijkruimte. De fysiotherapeut betoogt dat het praktijkgedeelte, vanwege de nauwe fysieke verbinding met het woongedeelte, functioneel onderdeel is van de woning en daardoor niet zelfstandig kan worden verhuurd of verkocht zonder het woongenot ernstig te schaden of aanzienlijke investeringen te doen. Hij wijst hierbij op praktische beperkingen. Het praktijkgedeelte heeft weliswaar een eigen toegang, maar deelt voorzieningen zoals nutsaansluitingen, sanitaire faciliteiten en een inpandige doorgang met het woongedeelte. Bovendien betreft het één kadastraal perceel, wat verkoop als zelfstandige eenheid onmogelijk maakt. De rechtbank is het eens met deze argumenten. Zij oordeelt dat het praktijkgedeelte niet rendabel op zichzelf staat en bij de staking uitsluitend voor privédoeleinden blijft bestemd. Hierdoor moet rekening worden gehouden met een waardevermindering door duurzame zelfbewoning bij de vaststelling van de stakingswinst.   Bron:Rechtbank Noord-Holland| jurisprudentie| ECLI:NL:RBNHO:2025:7853| 02-07-2025

    Lees meer 28 augustus 2025

Onze kantoren