
Van den Boogaard & Smulders Accountancy is een accountantskantoor dat wordt geleid door twee registeraccountants.
Neem contact opDe meest deskundige registeraccountants in regio Eindhoven
Vraag dan vrijblijvend advies van de meest deskundige accountants.
Neem contact opDe staatssecretaris van Financiën heeft in een brief aan de Tweede Kamer een eerste reactie gegeven op het kritische advies van de Raad van State over het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3. De Raad van State heeft geadviseerd het wetsvoorstel aan te passen omdat het vanwege de complexiteit te veel vraagt van burgers en de Belastingdienst. Het kabinet zal uitgebreid reageren op dit advies in het nader rapport bij het wetsvoorstel. Ondanks alle kritiek is het kabinet van mening dat de voorgestelde Wet werkelijk rendement box 3 de beste optie is. Eerder zijn verschillende mogelijkheden in kaart gebracht en gewogen. De overgang naar een stelsel van heffing op basis van werkelijk rendement betekent onvermijdelijk een toename van complexiteit, ongeacht de gekozen vormgeving. Het voorgestelde stelsel is volgens het kabinet de juiste balans tussen de wens van de Kamer om te belasten op basis van werkelijk rendement, de uitvoerbaarheid en toekomstbestendigheid. Eerder heeft de staatssecretaris gezegd dat inwerkingtreding van de Wet werkelijk rendement box 3 niet eerder mogelijk is dan per 1 januari 2028. Om die datum te halen, moet het wetsvoorstel uiterlijk op 15 maart 2026 zijn aangenomen door de Tweede Kamer. Als tijdens de parlementaire behandeling het wetsvoorstel ingrijpend wordt veranderd, zal opnieuw worden gekeken naar de uitvoerbaarheid en de mogelijke datum van inwerkingtreding. De staatssecretaris wijst er nogmaals op dat er in 2028 nagenoeg geen ruimte zal zijn om andere aanpassingen in de inkomstenbelasting te realiseren vanwege de aanpassingen in de automatisering. Het uitstel van de invoering van de Wet werkelijk rendement box 3 leidt tot een verminderde belastingopbrengst. Het kabinet wil die vermindering compenseren door een verhoging van het forfaitaire rendement op overige bezittingen met 1,78 procentpunt en een verlaging van het heffingvrije vermogen. De definitieve budgettaire besluitvorming hierover vindt plaats in het voorjaar. Bron:Ministerie van Financiën| wetsvoorstel| 2025-0000021906| 23-01-2025
Na verwijzing door de Hoge Raad dient Hof Den Bosch de vraag te beantwoorden of een bv een herinvesteringsreserve kan vormen voor boekwinsten, die zij in 2010 en 2011 heeft behaald bij de vervreemding van onroerende zaken. De Hoge Raad heeft in het verwijzingsarrest overwogen dat het voornemen tot herinvestering niet realiseerbaar hoeft te zijn in het jaar van vervreemding om een herinvesteringsreserve te kunnen vormen. Een herinvesteringsreserve kan niet worden gevormd of valt vrij in de winst als niet te verwachten is dat herinvestering binnen de wettelijke termijn zal kunnen plaatsvinden. Het is aan de inspecteur om dat te stellen en te bewijzen. De Hoge Raad heeft verder opgemerkt dat voor de vorming van een herinvesteringsreserve een concreet plan voor een vervangende investering niet vereist is. Die eis geldt wel voor de toepassing van de ruilarresten. Er hoeft ook nog geen concreet plan voor de financiering van die investering te zijn. Het hof is van oordeel dat de bv aannemelijk heeft gemaakt dat een herinvesteringsvoornemen aanwezig was. In 2010 was er nog geen concreet plan van vervanging en financiering, maar in 2011 wel, gezien de concrete interesse in diverse panden, de taxatierapporten van die panden en de financieringsaanvragen. De bv heeft in de jaren 2010 en 2011 terecht een herinvesteringsreserve gevormd. Bron:Gerechtshof 's-Hertogenbosch| jurisprudentie| ECLINLGHSHE20242865, 22/01697| 10-09-2024
Een inspecteur diende op 25 oktober 2022 pro forma een hogerberoepschrift in tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De griffier gaf de inspecteur tot 30 april 2023 de gelegenheid om het beroep te motiveren. De inspecteur diende de motivering pas op 1 mei 2023 in. De rechtsvraag is of deze termijnoverschrijding leidt tot niet-ontvankelijkheid. Standpunt van de belanghebbende De belanghebbende stelt dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de motivering te laat is ingediend. Ook het verweerschrift van de inspecteur in het hoger beroep van de belanghebbende is te laat ingediend en moet buiten beschouwing blijven. Standpunt van de inspecteur De inspecteur stelt dat de Algemene termijnenwet van toepassing is. Omdat 30 april 2023 een zondag was, zou de termijn verlengd worden tot maandag 1 mei 2023. Daarmee zou de motivering tijdig zijn ingediend. Oordeel van het hof Het hof oordeelt dat de Algemene termijnenwet niet van toepassing is op de termijn die de griffier stelt voor het herstel van verzuimen. De wet noemt geen termijn waarbinnen een verzuim moet worden hersteld, maar vereist alleen dat een redelijke termijn wordt geboden. De aan de inspecteur geboden termijn van ruim vijf maanden was redelijk. De motivering is daarom te laat ingediend en het hoger beroep is niet-ontvankelijk. Het hof heeft het verweerschrift van de inspecteur wel toegelaten in de procedure, omdat: de wet geen gevolgen verbindt aan het te laat indienen van een verweerschrift; het is ingediend binnen de wettelijke tiendagentermijn voor het indienen van stukken; en de belanghebbende voldoende gelegenheid heeft gehad om op het verweerschrift te reageren. Conclusie Deze uitspraak toont het belang aan van strikte naleving van gestelde termijnen. De Algemene termijnenwet is niet automatisch van toepassing op alle termijnen in het bestuursrecht. Wacht daarom niet tot de laatste dag met indienen. Heeft u vragen over termijnen in fiscale procedures? Onze specialisten adviseren u graag. Bron:Gerechtshof 's-Hertogenbosch| jurisprudentie| ECLI:NL:GHSHE:2024:2869; 22/1778| 10-09-2024