
Van den Boogaard & Smulders Accountancy is een accountantskantoor dat wordt geleid door twee registeraccountants.
Neem contact opDe meest deskundige registeraccountants in regio Eindhoven
Vraag dan vrijblijvend advies van de meest deskundige accountants.
Neem contact opDe kennisgroep loonheffingen van de Belastingdienst publiceerde onlangs een standpunt waarin zij aangeeft dat het loon van de ene dga minstens gelijk moet zijn aan dat van de andere dga. Zelfs als die andere dga óók een aanmerkelijk belang heeft. Volgens de kennisgroep moet immers worden aangesloten bij ‘het hoogste loon van de werknemers’. De systematiek wordt daarmee een wipwap: wie boven zit, trekt de ander altijd mee omhoog. Gebruikelijk loon De wet loonbelasting introduceert drie ijkpunten voor het gebruikelijk loon: a. het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking, b. het hoogste loon van werknemers binnen het concern, en c. het vaste minimum (€ 56.000 in 2025). De wetgever wilde zo voorkomen dat een dga, in tegenstelling tot werknemers zonder aanmerkelijk belang, een kunstmatig laag loon zou hanteren. Cruciaal detail: bij het ijkpunt ‘meest vergelijkbare dienstbetrekking’ zijn werknemers mét aanmerkelijk belang nadrukkelijk uitgesloten. Die uitsluiting toont dat de wetgever juist wilde vergelijken met de externe arbeidsmarkt. Het kennisgroepstandpunt schuift de systematiek opzij De kennisgroep redeneert omgekeerd. Zij neemt het loon van de meestverdienende dga (A) en legt dat op de andere dga (B). Dat leest de kennisgroep in onderdeel (b). Door deze beredenering vervalt de noodzaak om nog naar onderdeel (a) te kijken. Het loon van B mag nooit lager zijn dan A, hoe gering het arbeidsmarktrelevante verschil ook is. Hoge Raad: maatwerk vóór mechaniek De Hoge Raad heeft herhaaldelijk geoordeeld dat een forfaitaire benadering niet boven een concrete vergelijkingsmethode gaat. In 2004 verwierp de Hoge Raad de rigide ‘afroommethode’ wanneer een beter vergelijkbaar loon voorhanden is. In 2016 bevestigde de Hoge Raad nog eens dat eerst moet worden gekeken naar een passende vergelijking en pas als die ontbreekt, komt een alternatieve methode in beeld. Met andere woorden: de rechter verlangt maatwerk, geen automatisme. Wetshistorie: gelijke lonen zijn uitzondering, geen regel In de Memorie van Toelichting bij het Belastingplan 2015 staat weliswaar dat het 'ongebruikelijk' is wanneer een aanmerkelijkbelanghouder minder verdient dan een werknemer zonder aanmerkelijk belang, maar de tekst gaat expliciet niet over de situatie waarin beide werknemers zelf een aanmerkelijk belang hebben. De Belastingdienst trekt die passage breder en maakt van een uitzonderingssignaal een algemene norm. Afgeschafte doelmatigheidsmarge vergroot de spanning Sinds 2023 is de 25% doelmatigheidsmarge afgeschaft. Daardoor valt het vangnet weg om kleine onderlinge verschillen af te dekken. Wanneer de kennisgroep nu ook nog een interne gelijkheidsnorm oplegt, wordt elk loonverschil tussen de twee dga’s per definitie verdacht, hoe goed onderbouwd ook. Dat vergroot de bewijslast en stimuleert mogelijk ongewenste dividenduitkeringen in plaats van loon. Verweer in vier stappen Het is mogelijk om met toepassing van de tegenbewijsregeling aannemelijk te maken dat het gebruikelijk loon op een ander bedrag moet worden gesteld. Documenteer het verschil in taken, urenbesteding en verantwoordelijkheden. Onderbouw met externe salarisdata welke vergelijkbare dienstbetrekkingen passend zijn. Verwijs naar de arresten van de Hoge Raad uit 2004 en 2016 om aan te tonen dat de vergelijkingsmethode voorrang heeft. Stel dat de interne vergelijking met de andere dga de ratio van de wet miskent, omdat beide dga’s aanmerkelijkbelanghouders zijn en daarom buiten de definitie van de ‘meest vergelijkbare dienstbetrekking’ vallen. Bron:Belastingdienst| publicatie| KG:204:2025:10 | 23-06-2025
Op 8 juli 2025 heeft de Eerste Kamer de Wet tegenbewijsregeling box 3 aangenomen. Dit betekent dat de Belastingdienst kan starten met het herstel van box 3 op basis van het werkelijk rendement. Vanaf half juli 2025 verstuurt de Belastingdienst gefaseerd brieven aan belastingplichtigen over het doorgeven van hun werkelijk rendement. Deze brieven worden niet verstuurd aan fiscaal dienstverleners, dus het is belangrijk om klanten hierop te attenderen. Formulier Opgaaf werkelijk rendement (OWR) Het formulier OWR is sinds 10 juli 2025 beschikbaar via Mijn Belastingdienst. Het wordt aangeraden te wachten met het invullen van het formulier tot de brief is ontvangen. In deze brief staat belangrijke informatie, zoals het fictief rendement, die nodig is voor het invullen van het formulier. Bron:Belastingdienst| persbericht| 07-07-2025
Een vrouw doet aangifte inkomstenbelasting. De Belastingdienst legt een aanslag op conform deze aangifte. De vrouw is het niet eens met de berekening van het inkomen uit sparen en beleggen en maakt bezwaar. De inspecteur behandelt het bezwaar deels via de massaalbezwaarprocedure die in 2022 plaatsvindt. Als gevolg hiervan past de Belastingdienst het inkomen uit sparen en beleggen aan via een verminderingsbeschikking. Prorogatie De vrouw vindt deze vermindering alsnog onvoldoende en dient in 2024 een beroepschrift in bij de rechtbank. Ze stemt ermee in dat de rechtbank haar zaak direct behandelt via een rechtstreeks beroep (prorogatie), zonder dat de Belastingdienst eerst verder op haar bezwaar beslist. De rechtbank concludeert dat het werkelijk behaalde rendement van de vrouw en haar fiscaal partner, bestaande uit rente- en dividendinkomsten, hoger ligt dan het bedrag waarmee rekening is gehouden bij het vaststellen van het belastbaar inkomen in de verminderingsbeschikking. Daarom is er geen aanleiding voor verdere verlaging van het inkomen. De rechtbank stelt verder vast dat de vrouw niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een individuele en buitensporige last. De vrouw heeft geen aanvullende documentatie overlegd waaruit blijkt dat het werkelijk behaalde rendement lager lag dan het door de Belastingdienst vastgestelde bedrag. Om die reden wordt ook op deze grondslag geen verdere vermindering of rechtsherstel toegekend. Bron:Rechtbank Zeeland-West-Brabant| jurisprudentie| ECLI:NL:RBZWB:2025:4214| 02-07-2025